Opvang van zeehonden is er altijd geweest. Er zijn verhalen bekend van boeren en vissers die een huiler mee naar huis namen en het dier met melk probeerden groot te brengen. Helaas ging dat meestal mis.
Familie Wentzel

In 1961 begon René Wentzel, gemeentesecretaris te Uithuizen, met de opvang van moederloze zeehonden. Hij maakte een badje in zijn achtertuin en zocht naar technieken om de jonge zeehonden zo goed mogelijk te verzorgen en te voeden. René Wentzel was de eerste die er van uitging dat alle opgevangen zeehonden weer vrijgelaten moesten worden. Voor hem betekende opvang geen leven in gevangenschap, maar tijdelijke verzorging. Daarin was hij de eerste in de wereld. Hij was ook de eerste die gebruik maakte van vispap: gemalen vis, vermengd met water. Met een slang en trechter werden zo de zeehonden gevoerd.
Bijzonder is dat René Wentzel vanaf de eerste zeehond alles heeft opgeschreven. Dat is een schat aan informatie, waar de huidige zeehondenverzorgers nog steeds veel aan hebben.
Toen de vrouw van René Wentzel overleed, vroeg hij Lenie ’t Hart, die hem toen al regelmatig vogels bracht, om de opvang van zeehonden van hem over te nemen. Zo begon Lenie in december 1971 in haar eigen achtertuin.
Lenie ’t Hart
In de winter van 1971 kreeg Lenie ’t Hart haar eerste zeehond in opvang. Haar voorganger René Wentzel had haar verteld dat ze alleen in de zomer een paar huilers kon verwachten, maar in december kreeg ze een telefoontje van Rijkswaterstaat: ze hadden bij de werkzaamheden aan het Lauwersmeer een grote zeehond aangetroffen. Lenie reed er in haar Citroën CV heen. “Daar ligt ie”, zeiden de stoere mannen.
Maar Lenie liet zich niet kennen en sloeg de zeehond onder de arm. In haar achtertuin groef ze een wasteil in, waar ze deze eerste zeehond verzorgde. Ook zij nam Wentzel’s uitgangspunt over dat iedere opgevangen zeehond weer terug gaat naar zee.
